Kom, (de) Cornelis Gerhard Anton.

Gevallen in het Verzet. Opdat wij niet vergeten.

Leeftijd: 47.

Geboortedatum: 22 februari 1898.

Geboorteplaats: Paramaribo (SUR).

Adres: Johannes Camphuijsstraat 296 te Den Haag.

Beroep: Handelsreiziger/schrijver.

Onderdeel: Communistisch Verzet.

Datum en locatie van arrestatie: 07 augustus 1944, omgeving De Heemstraat te Den Haag.

Datum en locatie van overlijden: 24 april 1945, Außenlager van het concentratiekamp KL. Neuengamme, kdo. Sandbostel (DEU).

Wijze van overlijden:

In 1940 sloot hij zich aan bij het communistische verzet in Den Haag en in 1941 het MLLF (Marx-Lenin-Luxemburg Front). Hij schreef artikelen voor de bladen van beiden organisaties die beiden De Vonk heetten. Later werd hij betrokken bij ander verzetswerk door de CPN, waarbij hij ook met Piet Wapperom samenwerkte. Hij distribueerde nieuwsberichten die hij via de illegale radio had opgevangen. Ook gaf hij Engelse les aan kinderen van enkele groenten- en fruitgrossiers met wie hij contacten onderhield. Engels was een verboden taal tijdens de oorlogsjaren, zodat hij zich kwetsbaar opstelde.

Anton de Kom werkte op de Haagse Markt (niet voor salaris maar hij mocht aan het einde van de dag restanten groente en fruit meenemen0.. Op 7 augustus 1944 werd hij in de buurt van De Heemstraat door de SD gearresteerd. Vermoedelijk was dit een gevolg van verraad. In zijn tas vonden ze belastend linkse literatuur. ’s Avonds volgde een huiszoeking bij de familie De Kom. Diezelfde avond werd er op de deur gebonkt en iemand schreeuwde in het Duits: ,,Polizei!” Het waren gewoon Nederlandse mannen in bruine uniformen. ,,Ze vertelden zijn echtgenote dat Anton door de ‘Grüne Polizei’ (Duitse militaire politie) was gearresteerd en dat ze maar beter kon vertellen waar de wapens waren. Verder zeiden ze: ‘Als we niets vinden wordt hij vrijgelaten, als we wel iets vinden, wordt hij doodgeschoten. ‘In de woning ontdekten de Duitsers in een kast een aan de oudste zoon Adolph toebehorende kristalzender met koptelefoon. Dit apparaat was voor de invallers meer dan voldoende bewijs dat De Kom zich bezighield met ondergrondse praktijken. Men is ook nog op zoek geweest naar wapens, maar die vonden ze niet. Typerend was de vraag van de collaborateurs toen ze op het punt stonden om te vertrekken. ,,Waarom ben je met die neger getrouwd?” Het antwoord van Judith (zijn echtgenote) liet niets aan duidelijkheid te wensen over: ,,Omdat ik van hem hou en hem respecteer. ” Na zijn aanhouding werd hij met de tramlijnen 11 en 7 naar de Nassaulaan 23 gebracht waar de communistenjagers van de Haagse politie zaten. Na verhoor brachten ze hem naar de gevangenis in Scheveningen. Na zijn verblijf in het Oranjehotel is hij op 15 augustus overgebracht naar het concentratiekamp KL. Herzogenbusch-Vught. Hij komt daar in barak IV B (de ‘Bunker’) van het SD-Lager (wat betekent dat de SS hem als een zwaar geval aanmerkte). Hij mag geen post ontvangen en wordt in feite een NN-gevangene (Nacht und Nebel). Door Dolle Dinsdag (NSB-benaming) is zijn verblijf in Vught kort en de volgende dag op woensdag 06 september 1944 zit hij op transport naar het concentratiekamp KL. Sachsenhausen (en niet naar Neuengamme zoals men vaak schrijft). Het verblijf is zwaar en Anton werkt in de wapenfabriek van de Heinkel-Werke Oranienburg. Ook komt hij in het ziekenhuis (Krankenbau 2, kamer 7) terecht. Wederom is het verblijf kort en in oktober 1944 volgt het transport naar het concentratiekamp KL. Neuengamme en vervolgens het Außenlager kdo. Sandbostel waar hij op 24 april 1945 in het kamphospitaal aan de gevolgen van tuberculose is overleden.

Locatie laatste rustplaats: Nationaal ereveld Loenen te Loenen, vak/rij/nummer E 34. Een Frans onderzoeksteam vond in 1960 zijn stoffelijke resten in een massagraf bij het buitenkamp. Hij werd geïdentificeerd en daarna zijn de overblijfselen overgebracht naar Nationaal Ereveld Loenen waar hij zijn laatste rustplaats heeft.

Overig: Gehuwd met Petronella Catharina Borsboom. In Amsterdam, Den Haag en Paramaribo werden straten naar Anton de Kom vernoemd. De Centrale Bank van Suriname plaats zijn afbeelding op diverse biljetten van de Surinaamse Gulden en werd een universiteit naar hem genoemd. ‘Sranan mijn vaderland, eenmaal hoop ik u weer te zien, op de dag waarop alle ellende uit u weggewist zal zijn’. (citaat uit Wij slaven van Suriname, A. de Kom).

Na de basis- en vervolgopleiding in zijn geboorteland volgde De Kom een cursus boekhouden. Hij kreeg daarna een kantoorbetrekking bij de firma Cooke en bij de Balata-Compagnie in Paramaribo. Door de contacten met balata-bleeders (rubber-tappers) werd hij zich bewust van de slechte werk- en leefomstandigheden van de arbeiders. Dit zou zijn verdere leven beïnvloeden. In 1920 kwam hij als werkend passagier aan boord van een schip naar Nederland. Als vrijwilliger was hij daarna vier jaar in dienst bij het 2e Regiment Huzaren. Later werkte hij als assistent-accountant en vertegenwoordiger in koffie, thee en tabak. Naast zijn normale werkzaamheden ontwikkelde hij zich op politiek en literair gebied. De Kom hield lezingen over Suriname en schreef artikelen in ‘Links Richten’, een uitgave van een arbeiders-schrijvers-collectief.Op 6 januari 1926 trad hij in het huwelijk met Petronella Catharina Borsboom. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren: Adolph, Cornelis, Antoine en Judith. In verband met ziekte van zijn moeder vertrok Anton de Kom in december 1932 per S.S. ‘Van Rensselaer’ met zijn gezin naar Suriname. Zijn activiteiten als raadsman (Adek) voor de allerarmsten in de kolonie werden door het toenmalige gezag als bedreigend ervaren. Hij werd op 4 februari 1933 gearresteerd en in Fort Zeelandia te Paramaribo gevangen gezet ‘wegens pogingen het gezag omver te willen werpen’. Een demonstratie op 7 februari 1933 voor zijn vrijlating werd met geweld onderdrukt ten koste van twee doden en 22 gewonden. Op 10 mei 1933 werd Anton de Kom zonder vorm van proces op de boot gezet en verbannen naar Nederland. In januari 1934 verscheen het door hem geschreven boek ‘Wij slaven van Suriname’. Hieraan had hij zes jaar gewerkt. Zijn contacten met linkse schrijvers en kunstenaars zette hij voort en dit mondde uit in een strijd met het opkomende fascisme.

De Centrale Inlichtingendienst (CID) ging in opdracht van minister van Justitie, Josef van Schaik, in aanloop naar de Tweede Wereldoorlog samenwerken met de Duitse Gestapa. Op dat moment was het bekend dat de Gestapa al duizenden communisten, sociaaldemocraten en Joden had omgebracht. De CID stond de Gestapa toe om vrijuit in Nederland te spioneren, onder de voorwaarde dat zij wel doorgestuurd kregen welke informatie de Gestapa had onttrokken. Na de Duitse invasie van Nederland in 1940 was het de bedoeling dat alle archieven van het CID vernietigd werden. De CID-lijst van links-extremistische personen kwam in handen van de Duitsers met alle gevolgen.

In 1939 schreef de CID over Anton; 22-2-1898 Paramaribo (schuilnamen ADEK of ADEKOM) was voorheen een vooraanstaand communist; leidde in 1933 een opstand in West-Indië; na 1934 werd weinig meer van hem vernomen.

Anton was een nakomeling van slaven. Hij vestigde zich in 1921 vanuit Suriname in Nederland.
In december 1932 keerde hij terug naar Suriname, waar de bevolking hem zag als een soort verlosser van het kwaadaardig koloniaal bestuur. Dat bestuur dwong hem enkele maanden later, na gevangenschap, om terug te keren naar Nederland. Hij werd voorzitter van de Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking, wat voor de Nederlandse regering aanleiding was hem scherp in de gaten te houden door de Centrale Inlichtingendienst. Hij werd lid van de communistische partij, waar hij nauw met Nico Wijnen samenwerkte. Hij schreef het boekje ‘Wij slaven van Suriname’.

Dochter Judith de Kom: ,,Mijn vader is in 1920 vanuit Suriname in Nederland komen wonen en hij heeft hier mijn moeder leren kennen. In 1933 zijn we met heel het gezin teruggegaan. Hij begon een adviesbureau op het erf van zijn ouders. Met niet meer dan een tafel en wat stoelen vertelde mijn oudste broer, maar de mensen kwamen van heinde en verre. Na een paar dagen is hij gearresteerd en gevangen gezet in Fort Zeelandia, Paramaribo. Van begin februari tot mei ’33 zat hij vast, zonder aanklacht, zonder vorm van proces, niks. Daarna is hij als een crimineel op de boot gezet naar Nederland en heeft hier, gebrandmerkt als communist, nooit meer een betaalde baan gevonden.”

,,10 mei 1940, ik was toen 9. Ik herinner me nog goed hoe het begon, hoe het weer was, dat we wakker werden van het schieten en dat we met zijn allen in de erker stonden. Toen we (mijn broers Ad, Cees, Ton en ik) klein waren stond mijn vader of mijn moeder (Petronella Borsboom) altijd te zwaaien bij het raam als we naar school liepen en dan zwaaiden we terug. In die erker zat mijn moeder vaak en we konden er helemaal naar Rotterdam kijken. Die eerste dagen zag je de flitsen in de lucht van het schieten bij een heldere hemel. En toen zagen we die parachutisten. Mijn vader zei: Het is oorlog.”
Romana Vrede spreekt op het toneel de teksten uit van Judith de Kom (r). Vrede kreeg vorig jaar als eerste zwarte actrice een Theo d'Or.
Romana Vrede spreekt op het toneel de teksten uit van Judith de Kom (r). © Frank Jansen

Racisme
Dat onverholen racisme was overigens kenmerkend in die oorlogsjaren, een periode toen er nog niet eens sprake was van massa-immigratie uit ‘niet westerse landen’. Het gemengde gezin De Kom maakte namelijk elke dag wel iets dergelijks mee. ,,In de directe omgeving van de Johannes Camphuijsstraat was het niet eens zo’n probleem, maar zodra we de straat uitliepen werden we uitgescholden”, vertelt Judith. ,,Speciaal tijdens Sinterklaas werden we nageroepen voor Zwarte Piet. Niet alleen door kinderen, maar vooral door volwassenen.”

Onderscheiding

  • Verzetsherdenkingskruis (VHK), in 1982 postuum uitgereikt aan zijn weduwe.

Monumenten

Bronnen

Geef een reactie